Hoe Maarten Baas acht bronzen bankjes ontwierp voor de Rotterdamse Koopgoot.De Rotterdamse Koopgoot heeft iets nieuws: de hangman. Sinds juli 2014 hoeven wachtende winkelpartners niet meer hulpeloos verloren op hun shoppende vrouw te wachten, maar hangen zij als koningen op hun eigen bronzen tronen midden in de winkelstraat. Er staan acht van zulke nieuwe bankjes en ze zijn altijd bezet. Prima dingen, niks mis mee, zeggen de hangmannen, Rotterdams nuchter. Oh, is het design? Wie heeft het gemaakt dan?
Anderhalf jaar eerder drinkt ontwerper Maarten Baas, dan 34, een kopje thee in Brasserie Staal recht naast de Beurstraverse, of, voor de meeste Rotterdammers, de Koopgoot. Zijn afstudeercollectie Smoke, met meubels die in brand hebben gestaan, is al wereldberoemd. En op de stoeltjes uit zijn Clay-serie wordt ook dit seizoen weer Zomergasten gepresenteerd. Maar een bankje voor buiten, dat regen en wind en eventueel de stalen neuzen van een teleurgestelde Feijenoordsupporter kan verdragen, dat heeft Baas nog nooit ontworpen. Hij wil het wel heel graag. En dit is zijn kans.
(Foto: De banken van Baas zijn niet in brons gegoten, zoals gebruikelijk, maar opgebouwd uit losse platen.)
Naast Baas zit Oresti Sarafopoulos van de ArchitektenCie, verantwoordelijk voor de Koopgoot, en Hilke Nijmeijer van vastgoedinvesteerder CBRE Global Investors, eigenaar van de Koopgoot en alle winkels erin. Nijmeijer weet dat de Koopgoot, zoals alle winkelcentra in Nederland, last heeft van de concurrentie van internet: als er niets bijzonders gebeurt in de 300 meter lange winkelpassage gaat het publiek net zo lief online shoppen. Bovendien blijkt uit een enquête dat de meer dan 11 miljoen winkelaars die jaarlijks afdalen naar de zestig winkels onder straatniveau, behoefte hebben om tussendoor even uit te rusten. Kortom: er moeten zitplaatsen komen. En dan geen standaardbankjes uit een catalogus, maar zitkúnst die de looproute niet verspert, de winkelpuien zichtbaar houdt en makkelijk is te onderhouden, legt Nijmeijer uit. Baas vindt het een uitdaging. Het moeten dan wel bankjes met persoonlijkheid worden, voegt hij eraan toe, en niet pretentieus. De Koopgoot is tenslotte een plek waar een breder publiek dan alleen kunsthistorici bij elkaar komt. Nog voor ze zijn eerste schetsen hebben gezien, kiezen de vastgoedinvesteerder en de architect unaniem voor Maarten Baas.
(Foto: De miniatuurstoeltjes van klei.)
Een paar maanden later helpt Bas den Herder (44) eigenhandig een lammetje op de wereld. Zijn productiestudio Den Herder Production House ligt tussen de groene weilanden van het gehucht Gewande in Noord-Brabant en toen hij ging kijken bij een van de zwangere schapen achter de studio, zag hij er een klein kopje uitsteken – stuitligging. Verdomme, dacht hij, pakte het kopje en trok het lammetje zo uit de moeder. Den Herder heeft laatst trouwens ook de tractor gerepareerd. Eigenlijk kan hij alles met zijn handen, en ook nog eens heel precies. En dat is waarom Maarten Baas al jaren met hem samenwerkt.
(Foto: Kartonnen proefmodel.)
Wat Baas ontwerpt, kan Den Herder maken, of het nou meubels, lampen, of een ventilator van klei is, en in tegenstelling tot andere productiestudio’s maakt Den Herder het precies zoals Baas het in gedachten heeft. ‘Hij voert niet alleen uit, maar denkt al mee bij het ontwerp, zegt Baas over Den Herder, ‘dat komt niet vaak voor.’ ‘Wij denken vanuit beeld’, zegt Den Herder, ‘en niet zoals veel andere productiehuizen vanuit de techniek. In elk detail zit aandacht en vakmanschap. We denken overal over na. Een schroefje op een lamp is niet zomaar een schroefje, het moet communicéren met de rest van het ontwerp.’
(Foto: Bouwtekening op bronzen plaat.)
Bij Den Herder Production House wordt alleen in kleine oplagen geproduceerd, waardoor elk meubel weer anders kan zijn. Beroemde fabrikaten van DHPH zijn, behalve het werk van Baas, de Downstairs Chandelier van Bertjan Pot en de Temper Chair van Max Lipsey. En nu dus ook de acht verschillend gevormde bankjes van de Koopgootcollectie.
In januari 2014 begint Baas in opdracht van CBRE Global Investors te schetsen. Grote lijnen, schots en scheef, bijna alsof elke stoel in één snelle droedel is getekend. Als hij na een paar weken tevreden is, maakt hij miniatuurstoeltjes van klei, en daarna kartonnen proefmodellen op ware grootte. Maar hoeveel bankjes moeten er eigenlijk komen en waar komen ze te staan? Baas heeft alle vrijheid, zolang het maar binnen het budget (ongeveer een halve ton) past. En de bankjes bovendien niet te dicht bij de fontein staan, maar ook weer niet te dicht op de bomen. Het is, kortom, tijd voor een proefopstelling. Den Herder en Baas laden de stoeltjes in een bus en rijden naar Rotterdam om ze neer te zetten. Acht blijkt een goed aantal. Net als het ontwerp zelf: de kartonnen proefmodellen staan nog niet of het winkelende publiek gaat er meteen op zitten, alsof ze er al jaren staan.
(Foto: Op het erf van de studio in Gewande.)
Dat de bankjes in brons en niet in de felle kleuren van de Clay-serie uitgevoerd zouden worden, heeft Baas vanaf het begin besloten. Brons past immers beter bij de donkere vloer van de winkeltraverse en werkt rustgevend bij alle visuele prikkels van een drukke winkelstraat. Maar de toepassing moet wel vernieuwend zijn, vindt Den Herder: ‘Wij maken altijd dingen die niet zijn bedoeld om met dat materiaal te worden gemaakt. Op pleinen zie je vaak kunstwerken van gegoten brons, maar ik vroeg me af: kun je ook van platen brons iets moois maken? We zochten naar een mix van sculptuur en kunst, en dan met humor.’
(Foto: Bankje wordt in elkaar gelast.)
Terug in Gewande tekent Baas met watervaste stift de bouwtekening op de bronzen platen en snijdt ze op maat. Het ziet eruit alsof het uit de losse pols is gedaan. Den Herder, verrukt: ‘Alsof het met een warm botermes is uitgesneden, niet zo precies, dat vind ik mooi aan dit ontwerp.’ Na het uitsnijden lassen de mannen van DHPH met hun grote maskers op de losse platen aan elkaar, in een schuur waar de keiharde bluegrassmuziek maar net boven de razende machines uitkomt. Love is where you find it, when you find no love at home, and there’s nothin’ cold as ashes, after the fire is gone. Pang! Eerst een turquoise lichtflits, dan gouden vuurwerkspatjes als de bronzen platen langzaam bankjes worden. Door de warmte trekken de zittingen en de rugleuningen precies goed krom. Daarna worden ze geschuurd, geslepen en gepatineerd, een proces dat het materiaal veroudert, en zo staan er uiteindelijk acht Flintstone-achtige bankjes op het erf van de studio in Gewande. Ze lijken tientallen jaren oud, maar zijn in werkelijkheid in nog geen drie maanden geproduceerd.
(Foto: Pas gelast bankje, klaar om te worden gepatineerd.)
Nu staan de acht bankjes als straatmeubilair in de Koopgoot. Naïef als een kindertekening, maar oersterk, gevuld met beton en stevig in de grond verankerd. ‘Hoe vet is dat’, zegt Den Herder, ‘voor ontwerpen die normaal gesproken in een museum staan? Je vraagt je niet af: kan ik erop gaan zitten, nee, je gáát erop zitten.’ Zo ook Rinus Jonker, een 62-jarige Rotterdammer die voor een horlogewinkel intens relaxed aan het wachten is op zijn vrouw. Hij vindt zijn bankje geweldig, van de zitting die in de zon is opgewarmd tot de uitstraling van het gehavende brons. ‘Ik zou het een schroothoop noemen’, zegt hij grijnzend, ‘en dat is een compliment.’
(Foto: een van de acht bankjes in de Koopgoot.)
Foto’s: Adriaan van der Ploeg