Elke maandagochtend rijdt een rood busje met ‘Lunchtime’ het parkeerterrein op. Uit het busje komen krattenvol tijger en volkoren, casino en glutenvrij, en ook een karretje. De bestuurder stapelt de kratten op het karretje en loopt ermee naar de draaideur, maar die is veel te smal. Daarom hou ik elke maandag de gewone deur voor ‘m open.
‘Goeiemorgen’, zegt hij dan altijd. En dan glimlachen we beleefd. Meer niet.
Hij draagt elke week dezelfde paarse polo en heeft zachte bruine krullen. Tenminste, dat denk ik. Dat ze zacht zijn.
Het regende deze maandag, te zacht voor een paraplu maar te hard om niet langzaam te doorweken. Het kantoor lag onder een grijze deken. De enige twee stipjes kleur kwamen van de parkeerplaats. Lunchtime stond er, en daarachter stopte een ander busje. ‘DHL for you’, stond erop. Een jonge Indiase vrouw stapte uit, en het leek net alsof het in de verte ineens wat lichter begon te worden. Ze had heel lang haar en een geel T-shirt. Met een reusachtige stapel pakketten stak ze het parkeerterrein over en liep naar de deur, precies op het moment dat de man in de paarse polo door de gang liep om naar buiten te gaan.
Zijn broodwagentje was leeg. Met één hand deed hij de deur open.
De vrouw in het gele shirt wilde net de klink pakken en keek op.
Hun blikken kruisten.
Ze begonnen allebei te glimlachen en terwijl hun ogen elkaar vasthielden, opende de man in de paarse polo de deur voor de vrouw in het gele shirt, zodat ze het kantoor in kon.
‘Goeiemorgen’ zei hij. En terwijl ze bleef lachen, verdween ze in de donkere gang.
Hij hield de deur nog steeds open toen ik een paar seconden later druipend afstapte. Mijn roze regenpak vloekte met zijn paarse polo, maar hij zag het niet. Hij keek nog steeds naar binnen, de gang in, waarna de stilte toen ik langs hem liep klonk als een peilloos diep ravijn waarin je na je val eerst dagenlang crepeert voor je uiteindelijk sterft.
En het was pas maandag.