Fotograaf Lars van den Brink reisde zes maanden met zijn gezin in een camper langs parken, zwembaden en sportmiddagen in heel Europa. Nou ja, half Europa, de rest moet nog.
Héél veel mensen bij elkaar, verwikkeld in een curieuze bezigheid als een zwemtraining voor honden of hobo spelen in lederhosen. De rijk gevulde foto’s van Lars van den Brink stonden al eerder in dit magazine. Maar op die foto’s waren Nederlandse mensen bezig met een Nederlandse vrijetijdsbesteding. Zou het niet leuk zijn, dacht Van den Brink, om ook vast te leggen wat de rest van Europa in het weekend doet? Toen zijn vrouw een half jaar ouderschapsverlof kon krijgen, stapte hij op 1 mei 2014 met zijn hele gezin in een camper om zes maanden lang door Duitsland, Spanje, Zwitserland, Litouwen en achttien andere Europese landen te trekken.
De zorgvuldig samengestelde medicijnenkoffer hoefde al die tijd niet open, slechts vijf pleisters gingen er doorheen voor zijn dochters van 1 en 3. Zorg wel dat je snel een ritme creëert, adviseerde een reislustige zwager met kleine kinderen. Elke dinsdag sloot Van den Brink daarom zijn computer aan op de campingstroom en bewerkte hij zijn beelden. Woensdag, donderdag en vrijdag waren voor de leuke dingen met het gezin, zaterdag en zondag fotografeerde hij de lokale processies, wedstrijden en watergevechten en als het maandag werd, stapten ze met zijn vieren weer in de camper om zeshonderd kilometer verder te rijden. Meer vonden ze niet leuk voor hun dochters. ‘Daardoor konden we niet naar alle highlights, maar ontdekten we wel bijzondere, lokale festiviteiten. Een dorpsfeest in Baskenland bijvoorbeeld, waar de Spaanse kinderen stiertjes uitdaagden in een ministierengevecht. Net zo mooi als de Eiffeltoren.’ De afstand was eigenlijk het enige dat ze van tevoren hadden bedacht. ‘We zijn vrij blanco op pad gegaan, soms merkten we in een nieuw land pas aan de benzinepomp of we er met euro’s konden betalen of niet.’ Wie langzaam reist, ziet het grote geheel, ontdekten ze. ‘Als je het vliegtuig neemt, ben je ineens ergens anders, nu vloeiden de landen in elkaar over. In Finland kon je al voelen dat Rusland eraan kwam.’ Europa puur als economische samenwerking van 28 landen zien, vindt Van den Brink dan ook te kaal. ‘Er is een veel groter Europa, een enorm continent waar mensen met elkaar proberen om er iets leuks van te maken. Dat wilde ik laten zien.’
En dus vroeg de fotograaf op elke nieuwe camping wat er te doen was. Zo kwam hij in een windstil weekend op een Russisch vliegerfeest terecht, maakte hij bij een Oostenrijks meer een optreden van twintig blaasorkesten in Tiroler lederhosen mee en mocht hij van de verheugde bezoekers op een Litouws theaterfestival de schuur niet uit voordat alle plaatselijk gebrouwen alcohol op was. ‘Toen voelde ik me heel erg Jelle Brandt Corstius.’ Zijn werkwijze was overal hetzelfde: een vast standpunt kiezen en telkens als er interessante mensen voor de lens stonden, afdrukken. Zo verzamelde hij tientallen, zo niet honderden mensen, met wie hij eenmaal terug in de camper één beeld samenstelde. Want zo ontstaan de drukbevolkte Van den Brink-beelden: ‘Van een kluwen mensen maak ik een nog grotere kluwen mensen.’ Meedoen met zo’n gezellig feest kon dus niet, er moest steeds in de gaten worden gehouden wie er nu weer om de hoek kwam. Maar dat was goed. ‘Bij het tv-programma Man bijt hond worden mensen met een hobby vaak als zonderlinge gekken afgebeeld, maar in mijn fotoserie was ík juist de buitenstaander. Zij waren met velen, bijna als familie, en ze hadden het leuk; ik was de enige idioot die drie uur met een camera in de brandende zon stond.’
Inmiddels is de camper terug op stal en spelen de kinderen weer in de buurtzandbak. Jammer, want Van den Brink zou best nog die andere 29 landen op het Europese continent willen vastleggen, maar het spaargeld is nu een beetje op. Al is dit ook een mooi moment. ‘Er zijn twee soorten geluk: het ene is wat je op het moment zelf ervaart, het soort geluk waar de mensen op de foto’s naar zoeken. En dan bestaat er nog zoiets als achteraf-geluk. Zodra mijn foto’s weer worden gepubliceerd, voel ik dat.’
Foto’s: Lars van den Brink