Het naambordje bij de voordeur is nieuw. ‘Klaas ten Holt, Valentijn, Swip en Lulu’ staat erop. Op het vorige bordje stond een vijfde naam: Bibian Harmsen. Maar Bibian is dood. Haar man Klaas (53, componist en gitarist) heeft vanaf de begrafenis in 2012 een blog bijgehouden, die nu is gebundeld in het boek De complete weduwnaar. Het bestaat uit korte stukjes die gaan over iemand zo ontzettend missen, dat je je evenwicht verliest. En over hoe het is om ineens de enige volwassene aan de eettafel te zijn. De teksten zijn zo intiem dat je als lezer het gevoel hebt het gezin en zelfs de overledene te kennen. Oh ja, denk je als de voordeur van het hoge smalle huis in Amsterdam-Zuid opengaat en je de gang in loopt, dit zijn de drie trappen die Bibian op het laatst niet meer op kon, dit is de gang waarin ze na een chemo lag te kotsen, daar aan dat raam in de woonkamer stond haar ziekenhuisbed. De man die nu koffie zet, heeft op het laatst nog hun zelfgeschreven liedjes met haar opgenomen, hij op de gitaar, zij zingend, en later heeft hij haar iPhone-abonnement opgezegd, haar kleding opgeborgen en een grafsteen voor haar uitgezocht. En ondertussen schreef hij maar door.
‘Nog altijd duiken er onderbroeken en shirts van Bibian op in de was. Plotseling stond ik met de shawl in mijn handen die ik heb gebruikt om Bibians kaak te sluiten toen ze net dood was. Weggooien? Ik vecht tegen de neiging de eerste de beste vrouw die ik kan verzinnen op te bellen in de hoop dat ze bij me blijft en me komt redden van deze verpletterende eenzaamheid.’ (Pagina 12)
Het is bijna voyeuristisch. U kent mij niet, maar ik heb het gevoel dat ik uw gezin wel ken. Ten Holt: ‘Ja, dat is wel een beetje zo, denk ik. En ook weer niet…’ Stilte. Hoeveel terughoudendheid voelde u tijdens het schrijven? ‘Weinig. Maar ik heb wel keuzen gemaakt, ook tijdens het samenstellen van het boek. De helft van de blogs heeft het boek gehaald. Een enkele keer had ik iets geschreven omdat ik ermee zat en dan zeiden de kinderen: papa, dat wil ik niet. Als het over hen gaat, laat ik het eerst lezen.’
U bent extreem eerlijk. Nu het boek uit is, kan iedere lezer uw intiemste details lezen. Voelt dat vreemd? ‘Nee, waarom? Maakt het mij anders? Ik weet het niet zo goed.’
‘Het was op. Haar veel te korte leven was bijna voorbij. Maar weer kwam ze overeind. ‘Opstaan’, zei ze, nu nog bozer dan eerst. En eindelijk begreep ik wat ze bedoelde. Ze moest naar de wc. Door de morfine werkten haar darmen niet goed, duurde het soms dagen voor er wat uit kwam. Ik schoof de postoel aan het bed en tilde Bibian erop. Ze zei niets, maar dit was wat ze wilde. Met een laatste enorme krachtsinspanning perste ze haar darmen leeg. Ik tilde haar voorzichtig terug op bed, begon haar te verschonen en zag toen ik opkeek tot mijn ontzetting dat ze dood was.’ (Pagina 105)
‘Ja… ik weet ook niet waarom ik dat heb opgeschreven. Ik denk omdat ik toch wilde beschrijven hoe rauw het is. Je zegt niet nog even, wat was het ook alweer ‘Mon Dieu, ayez pitié de moi et de mon pauvre peuple’ ofzoiets, zo’n mooie laatste zin vanWillem van Oranje, weet je, dat is flauwekul. Zo is het helemaal niet. Je ontlast je en dan sterf je. Wat dan nog. Dat maakt haar niet minder mooi. Ja godverdomme, ik was erbij, en…’ (Schiet vol). ‘Het was gewoon zo.’
‘Ons lot is voorpaginanieuws geworden, wie had dat ooit gedacht? Ik ben nog nooit zo veel gefotografeerd, gefilmd, geïnterviewd. Ik las ergens dat ieder jaar vijftienduizend Nederlandse mannen weduwnaar worden. Dat kan toch niet, zou dat echt zo zijn? Of zou er per ongeluk een nul te veel hebben gestaan. Als dat waar is, is het niks bijzonders dus, wat mij overkomt. Het komt natuurlijk omdat ik het naar buiten breng, erover schrijf.’ (Pagina 64)
‘Toen wij terugkwamen uit het ziekenhuis en Bibian te horen had gekregen dat ze alvleesklierkanker had, vond ze dat de ouders van de vrienden van onze kinderenmoesten weten wat er in het gezin speelde. Toen heeft ze een e-mail geschreven, maar dat was meer dan een mededeling, het was gewoon een goed stukje. En ik zei: waarom begin je niet een blog, dan kun je af en toe vertellen hoe het ons vergaat. Binnen de kortste keren had ze vier-, vijfduizend lezers per dag.’ Na haar dood verscheen een bundeling van haar blog als boek bij uitgeverij Podium: Paniekspinnen. ‘Bibian wilde altijd al schrijven, maar voor die tijd had ze nooit een onderwerp, ja, dat was ironisch. Pas toen ze dood was, ben ik zelf gaan schrijven. We horen niks meer, zeiden mensen, logisch, want Bibian was dood. Ik heb het stokje zo’n beetje overgenomen, had bedacht dat ik de eerste honderd dagen elke dag een blog zou schrijven. Misschien wel ommezelf aan de gang te houden, omdat ik heel bang was dat ik eraan onderdoor zou gaan.’
Op sommige dagen haalde Bibians blog twintigduizend lezers, met uw boek is die aandacht terug. Hoe is het om opnieuw in de belangstelling te staan? ‘Het doet me niet zo veel. Soms is het leuk en ontmoet ik interessante mensen. Het gevolg is natuurlijk dat ik het hele verhaal steeds opnieuw moet vertellen. Daardoor schiet ik minder vaak vol, maar dat kan ook komen doordat er nu meer tijd tussen zit, het is inmiddels anderhalf jaar geleden. Die herhaling maakt het ook abstracter. De zinnetjes die ik nu tegen jou zeg, worden formules, en dan is het bijna of het over iemand anders gaat. Niet heel prettig, maar onvermijdelijk. Maar als jij straks weg bent, dan is het weer gewoon hoe het is. Ik zie er wel een beetje tegenop om steeds weer hetzelfde verhaal te moeten vertellen.’ Waarom? ‘Nu moet ik weer die weduwnaar zijn, de man die z’n vrouw net kwijt is. Maar ik ben niet meer degene die ik een jaar geleden was en dat wil ik ook niet gaan spelen. Ik sta nu ergens anders, ik kijk niet graag terug, omdat ik me er zo ontzettend bewust van ben dat ik maar één kans heb. Ik leef maar één keer, ik ben bezig met een roman, ik treed op met mijn bands, ik wil er wat van maken. Als het een slecht huwelijk was geweest, dat ik nu met allerlei vragen zou zitten – hield ze wel van me?, waren er anderen? – dan was het misschien anders geweest. Maar dat was het niet. Misschien doet het veel meer pijn als je het juist niet zo goed met elkaar hebt gehad.’
‘Vriend F. belde en zei dat ik paspoorten voor de kinderen moest aanvragen als ik verder wilde reizen dan het koninkrijk der Belgen. Eén uur voor sluitingstijd stapten we met het hele gezin op de fiets richting stadsdeelkantoor om pasfoto’s te latenmaken en formulieren in te vullen. ‘Hebt u wel toestemming, meneer?’ ‘Pardon?’ Gelukkig had ik de overlijdensakte meegenomen.’ (pagina 11)
Soms is de toon bijna ironisch. Heeft u dat gedaan om de lezers wat lucht te geven? ‘Nee, ik schrijf zoals ik schrijf. Zo ben ik gewoon.’ Was het lastig om van de honderden blogs één boek te maken? ‘Het was leerzaam. Ik had een heel goede redacteur. Ze zei dan bijvoorbeeld: ‘Je hebt 49 keer het woord verdrietig gebruikt.’ Ik vond het wel moeilijk, tot vlak voor de deadline, om het allemaal weer te gaan lezen. Omdat ik er zo verdrietig van werd. Toen heb ik het twee of drie keer achter elkaar gelezen, net zo lang tot het een boek van iemand anders werd. Je moet afstandelijk naar je eigen werk kunnen kijken, als componist maar ook als schrijver. En ik wil een goede schrijver worden. Net als Bibian had ik al eerder schrijfambities, alleen kwam het er ook bij mij op een of andere manier niet van.’
We stonden bij je graf. Lulu en Swip gingen al snel ervandoor, achter konijntjes aan. Valentijn sloeg zijn arm om mijn schouder, om me te troosten. Hij is groot geworden. (Pagina 175)
‘Hé lieverd.’ Zoon Valentijn (14) komt binnen met een pak bastognekoeken voor het bezoek. Hij legt het pak dat hij net in opdracht van zijn vader heeft gekocht op de keukentafel en verdwijnt weer. U beschrijft de negatieve reactie van een kroegbaas toen het boek van uw vrouw verscheen: ‘Death sells’, zei hij toen. Heeft hij daarmee gelijk? ‘Vast wel, maar maakt dat Bibians boek slechter?’ U dacht toch later ook: ik ga er een boek over schrijven? ‘Ik ging niet schrijven om te verkopen, maar death sells, ongetwijfeld. Nou én?’
Heeft u negatieve reacties op het boek gekregen? Eigenlijk maar over één onderwerp: mijn vriendin. Het is een beetje een moeilijk onderwerp. Op het moment dat ik haar opvoerde in mijn blog, heb ik veel stront over me heen gekregen. ‘Zie je wel’, schreven ze dan. En: ‘Lekker makkelijk.’ Mensen die schreven dat ze er ‘helemaal klaar mee waren’ en daar dan weer reacties op van anderen, die het voor ‘hun Klaas’ gingen opnemen.’ Toch wilde u haar noemen? ‘Ik vond het hypocriet om dat niet te zeggen. Als je openheid pretendeert en iedereen je daarover complimenteert, dan wil ik eerlijk zijn en niet ondertussen de boel belazeren. Alleen heb ik ook een verantwoordelijkheid naar haar. Dus het is geredigeerde eerlijkheid.’
U schrijft nog steeds, veel mensen zijn daarmee geabonneerd op uw rouw én ze bemoeien zichmet uw privéleven. Wat vind u van hun reacties? ‘Wel fascinerend. Ik probeer me altijd voor te stellen wie die mensen zijn. De vaste lezers hebben eerst Bibian gevolgd, nu volgen ze mij. Ik weet niets van hen, maar zij weten veel vanmij. Nou ja, dat dénken ze. Maar ik weet ook wel wat van hen. Eentje is stiefmoeder maar het gaat niet zo met de stiefkinderen, een ander is ook weduwnaar. Ze mailen me soms.’ Mailt u dan terug? ‘Nee. Nooit. Bibian heeft het één keer gedaan, dat bleek een gek die haar totaal ging claimen. Ze stond uiteindelijk voor de deur, het was bedreigend. Mensen hebben allerlei motieven en schrijvers schijnen relatief veel stalkers te hebben, dus ik reageer nooit. Maar ik lees wel alles. Het fenomeen, die openbaarheid, dat is fascinerend. Ik heb me daar redelijk naïef in gestort.
‘Het eerste jaar na Bibians dood heb ik elke dag een rood hoedje gedragen, het werd een soort rouwhoed. Daardoor werd ik herkend op straat. Dan stond ik met m’n fiets op de gracht en zei de vrouw naast me: ‘Jij bent Klaas!’ Ik keek haar aan en dacht, zeker een moeder van school. ‘Nee, u kent mij niet, maar ik weet wie u bent’, zei ze. En toen sprong het licht op groen en fietste ze keihard weg. Ik wil best een praatje maken hoor, dacht ik. Ik werd een soort karikatuur. Nu is het hoedje af en herkent niemand me meer, dat vind ik eigenlijk wel prettig.’
Is rouwen in de openbaarheid aantrekkelijk? ‘Door het boek en het hoedje? Nee. Die openbaarheid is niet troostend. Het helpt me ook niet dat u mij nu interviewt, en dat bedoel ik niet onaardig, of dat ik op televisie erover mag praten. Het publieke maakt het verdriet niet minder erg. Het is meer de consequentie, ik doe het allemaal omdat ik word gevraagd. En ja, ook omdat ik het wel leuk vind, soms is het interessant, soms is het te oppervlakkig en heb ik er spijt van. Er zit ook opportunisme bij. Ik verdien er wellicht wat mee, ik hoop er meer boeken door te verkopen, misschien krijg ik het aanbod om een column te schrijven. Het boek is ook een open sollicitatie.’ Ook daarin wilt u eerlijk zijn. ‘Ja. Maar ik heb niet het gevoel dat heel Nederland met mij mee lijdt. Dat zou verwaand zijn.’
‘Ik merk dat de schrik mij elke keer omhet hart slaat als ik hoor hoe lang ‘ervaringsdeskundigen’ erover doen voor ze hun leven weer een beetje op orde hebben: enkele jaren op z’nminst. Dat wil ik niet. Daar heb ik helemaal geen tijd voor. Ik ben al twee.nvijig en voor je het weet is het afgelopen. Ik wil nu leven, gelukkig zijn, verliefd zijn. Ik wil het allemaal. Nu.’ (pagina 177)
‘Ja, wat een flauwekul hè? Ik kan wel zo veel willen.’ Is uw leven nu, anderhalf jaar later, op orde? ‘Nou, het is nooit níét op orde geweest. Het is altijd gewoon maar doorgegaan. Bibian ging dood, en toen kwam de dag erna, en toen daarna, en er moest gewoon eten worden gekookt. Misschien was het angst, omdat ik het gevoel had dat haar dood een veel radicalere breuk zou zijn dan het was. Misschien was ik wel vergeten dat vijftig procent vanmijn huwelijk met Bibian, ikzelf was. Ik dacht dat alles anders zou worden, maar dat is niet zo. Het is gewoon verdergegaan.’ De bastognekoeken liggen nog ongeopend op tafel.
Foto’s: Erik Smits