Ik ben even met pensioen

De vakantie is (bijna) voorbij en het werkend leven dient zich weer aan. Wie zijn vrijheid niet meer wil opgeven, kan met tussenpensioen. Waarom zou je wachten tot je 67ste?

En nu even niet, dacht Bas van Dis (40) toen hij terugkwam van vakantie, en hij plunderde zijn eigen pensioenspaarrekening. Het was 1 augustus 2012 en de interim-advocaat had zich voorgenomen een tijdje vrij te nemen, een maand of twee, misschien iets langer. Er bleek uiteindelijk genoeg geld voor anderhalf jaar. Een tijd waarin hij voor het eerst in zijn leven de krant uitlas, zijn blauwe band jiu-jitsu haalde en tijdens het boodschappen doen alle e-nummers in de supermarkt opzocht op zijn smartphone, maar vooral een tijd waarin de alleenstaande vader zijn drie kinderen van toen 4, 7 en 8 zag opgroeien. ‘Tijdens een sabbatical doe je meestal iets, zoals een berg beklimmen of een boek schrijven ofzo, maar wij gingen met z’n allen naar de bakker. Ik wilde er gewoon voor ze zijn voordat ze groot waren, en niet worden als de opa’s en oma’s die pas na hun pensioen leuke dingen met hun kleinkinderen doen en dan zeggen: ik had dit veel eerder moeten doen, nee, nu al. We deden niets bijzonders: ik bracht ze naar school, we gingen naar hockey en daarna was het al bijna weer tijd voor het avondeten. Ik vond het wel een fijn leven.’ Met een lachje: ‘Eigenlijk was ik anderhalf jaar met tussen-pensioen.’

Knettergek
Midden in je loopbaan zomaar een jaar stoppen. Een zogenaamd tússenpensioen nemen terwijl je – hoe durf je – nog niet eens je echte pensioen bij elkaar hebt gespaard, dan moet je toch wel knettergek zijn. Denk aan je carrière, je spaargeld, je toekomst! En ja, de werkweken die altijd te lang duren en de weekenden die altijd te kort zijn, de reizen die je nooit maakt en de kinderen die je niet ziet – ze horen er gewoon bij, veertig jaar lang, niets aan te doen. Want dat is nu eenmaal het werkende leven: afstuderen en in één lange ruk doorjakkeren naar het pensioen. Toch? Of zijn we misschien knettergek om wél veertig jaar lang keihard te bikkelen en daarna verplicht te niksen? Kan werk ook anders?

Margôt van Stee is arbeidspsycholoog en vraagt het zich al jaren af. ‘Op een doordeweekse dag barst het in de trein van de kwieke net gepensioneerden die naar het museum en het bos gaan. Ik gun het ze van harte hoor, maar ik vraag me wel af of we de boel niet eens anders moeten inrichten. Moeten we ons als veertigers en vijftigers eerst te pletter werken, soms met de zorg voor de kinderen er nog bij, om daarna op ons 68ste verplicht thuis te gaan zitten? Lang niet iedereen is daar gelukkig mee. Er moeten toch meer mogelijkheden zijn?’

Einde van het werk
Als het aan Maynard Keynes had gelegen, waren die mogelijkheden er al lang geweest. In 1929 voorspelde de beroemde econoom dat de westerse levensstandaard in 2030 vier keer zo hoog zou zijn, zodat de werkweek nog maar vijftien uur zou hoeven duren. Ook andere economen en filosofen voorzagen steeds kortere werkdagen, met machines die het werk zouden doen en werknemers met minstens zeven weken vakantie per jaar. Rond 1970 voorspelden sociologen zelfs een nieuwe periode, het ‘einde van het werk’, waarbij het grootste maatschappelijke probleem van de toekomst geen stress of burn-out meer zou zijn, maar verveling.

In 2000 was het zover: Keynes’ berekening was uitgekomen, we verdienden omgerekend vier keer zoveel als in 1929. Maar zijn we vijftien uur gaan werken? Nee. Logisch, zeggen economen: als je mensen laat kiezen tussen meer tijd of meer geld gaan ze bijna altijd voor dat laatste. Al komen we later in ons leven nogal eens op die beslissing terug. Dat merkte ook Bronnie Ware, een Australische verpleegster die jarenlang allerlei vormen van spijt te horen kreeg van haar stervende patiënten en daar een boek over schreef: The top five regrets of the dying. Op nummer 1 in de spijttop-5 staat niet die misgelopen promotie of de nooit gekochte Porsche, maar: ‘Ik wou dat ik de moed had gehad mijn eigen leven te leiden en niet het leven dat anderen mij probeerden op te leggen.’ Direct gevolgd door nummer 2: ‘Ik wou dat ik minder hard had gewerkt.’

Iedereen kan naar Afrika fietsen
Goed, en waarom doen we dat dan niet? Waarom némen we niet vaker vrij? Omdat we zelf onze gouden kooi hebben gebouwd, misschien? Een salarisverhoging, een vast contract, een leuke leasebak; je kunt er behoorlijk verblind door raken, vertelt Martijn den Hartog (45) over zijn vorige leven. Als outsourcing manager sloot hij miljoenendeals voor LogicaCMG. Maar achttien jaar en drie organisatierondes later realiseerde hij zich dat waar je goed in bent, niet noodzakelijk is waar je gelukkig van wordt. Na lang wikken en wegen diende Den Hartog zijn ontslag in. ‘Ik dacht dat het heel wat zou zijn, maar uiteindelijk geef je gewoon een briefje aan je baas.’ ‘Wat ga je dan doen?’, vroegen collega’s. ‘Naar Zuid-Afrika fietsen’, zei hij, kocht kampeerspullen, verhuurde zijn huis en reed in dertien maanden dwars door Europa en Afrika naar Kaapstad. Iets wat hij zijn halve leven al had willen doen, maar lang niet had gedurfd, óók vanwege die goede baan en de verwachtingen van zijn collega’s, die hem kenden als de grote go-getter en dealsluiter. ‘En weet je wat de grap is?’, zegt Den Hartog inmiddels vijf jaar later: ‘Ik ben niet uniek, iederéén kan naar Afrika fietsen, alleen laten veel mensen zich tegenhouden door de bezwaren die gelijk in ze opkomen en schuiven het plan vervolgens meteen van de baan. Ik zeg: Maak nou eerst eens een plan zónder dat je gaat. Dan kun je later altijd nog besluiten of je echt het roer omgooit of niet.’

Schermafbeelding 2014-12-14 om 14.47.19


Daring

Al ben je zelf misschien je grootste criticus, de omgeving kan er ook wat van. Leuk hoor, zo’n jaar vrij, en het zal vast schelen in de kinderopvang, maar wie gaat dat betalen, zelfs als je zuinig leeft? Heb je daarna nog wel een baan? Zou je er anders toch maar niet een maandje van maken, in plaats van een jaar?

Zelfs de deskundigen zijn licht sceptisch. ‘Een jaar vrij, dat is wel heel daring!’ Arbeidspycholoog Margôt van Stee moet lachen. ‘Even niets hoeven is heerlijk, maar langer dan een paar maanden geheel structuurloos leven is de meeste mensen niet gegeven’. Aan de andere kant, zegt ze, zit vrijheid in je hoofd en is de definitie daarvan voor iedereen weer anders. Filosoof René ten Bos zou mensen zeker aanraden even eruit te stappen. Áls ze het zich kunnen veroorloven, zegt hij na een betekenisvolle stilte. Ja, het leven bestaat uit meer dan arbeid, werk is niet het alfa en omega van onze existentie en je je dat realiseren zou veel stress en burn-outs kunnen schelen, maar niet iedereen heeft de middelen om zo’n keuze te kunnen maken. ‘Ik vrees dat het een privilege is voor mensen met een goed inkomen.’

Deurtje
Jammer maar helaas dus, exit tussenpensioen. Doe die zwembroek maar weer uit en smeer alvast de boterhammen voor morgen op het werk, want het wordt toch in één lange ruk door, van afstuderen ‘… naar het graf?’ Econoom Frank Kalshoven, columnist en auteur van Groeiland (De Argumentenfabriek, 2014), zegt het vrolijk. Niet als het aan hem ligt. Want in zijn optiek zou Nederland beter, leuker én welvarender van worden als we ons werkende leven allemaal anders zouden inrichten. Allemaal? Allemaal! Voorwaarde in zijn opvatting is wel dat we dan ook allemaal korter naar school gaan en langer doorwerken, zodat we meer arbeidsuren maken – goed voor de economie – en nu komt het: ergens in het midden een keer pauze houden. Of twee keer.

Kalshoven: ‘Sinds de AOW in 1947 is ingesteld, zijn we allemaal steeds ouder geworden en zijn de inkomens steeds hoger geworden. Wie nu volgens de statistieken doodgaat, heeft achttien jaar lang rust gehad. Maar volgens mij wordt Nederland en de Nederlanders er veel beter van als we langer actief blijven. Als je langer doorwerkt en korter naar school gaat, klotst het geld, over je hele leven bekeken, tegen de plinten – dan kun je best een jaar op een berg in Spanje gaan zitten. Maar je kunt mensen ook de mogelijkheid geven om terug te gaan naar school of om bijvoorbeeld voor hun hulpbehoevende ouders te zorgen.’ Eindelijk een deurtje in de gouden kooi dus, maar hoe voeren we zo’n mogelijk tussenpensioen in? Kalshoven: ‘Het ligt voor de hand om zoiets te integreren in het pensioensysteem. Nu mag je het geld dat je daarin opbouwt alleen gebruiken voor inkomen ná je pensioengerechtigde leeftijd, maar je kunt ook een spaarsysteem bedenken waarbij mensen tussentijds uit hun eigen pensioenpot mogen snoepen. Dat moet wel individueel worden geregeld, zodat je kunt zien hoeveel je hebt gespaard en of het verantwoord is er een paar duizend euro uit te halen. Maar er zijn zo veel mogelijkheden.’

Per saldo gelukkiger
Kalshoven wordt steeds enthousiaster: ‘Je zou ook via de cao’s kunnen regelen dat werknemers er vakantiedagen, adv-dagen of overuren op kunnen sparen. Er kan zo veel, en het mooiste is: op deze manier heeft iedereen kans op een pauze in z’n werkzame leven en is het tussenpensioen óók haalbaar voor mensen met een modaal inkomen.’ Natuurlijk blijft het kiezen of delen. Wie een jaar niet werkt, heeft immers een jaar geen inkomen. ‘We zullen altijd moeten kiezen tussen meer inkomen of meer vrije tijd, maar ik denk dat mensen per saldo gelukkiger worden als je ze in ieder geval de keuze geeft.’

Dealmaker Martijn den Hartog heeft ook gekozen. Na zijn tussenpensioen in Afrika kwam hij terug als een ander mens, waardoor zijn relatie – gebaseerd op een gedeelde liefde voor hard werken en bourgondisch leven – uiteindelijk geen stand hield en zijn oude levensstijl evenmin. ‘Vrienden hadden al gewaarschuwd: zo’n tijd ertussenuit kan je wel veranderen. Ik rijd niet meer in een dure auto en ik ga niet meer chic uit eten. Het waren dingen die ik vroeger nodig had om stoom af te blazen, terwijl ik mijn geld nu liever stop in de dingen die ik leuk vind.’ Een bestemmingsplan ontwikkelen voor een oud fort bijvoorbeeld, samen met zijn nieuwe vriend. Daarnaast sluit Den Hartog weer deals, maar nu drie dagen in de week als zzp’er.

Geen millimeter spijt
Ook advocaat Bas van Dis ging weer aan het werk, hoewel hij zich er wel een beetje op had verkeken. ‘Toen ik weer aan de slag wilde, had de crisis ineens ook toegeslagen in advocatenland. Waar vroeger de klussen naar mij toekwamen, moest ik er nu zelf achteraan en mocht ik dan eindelijk op gesprek, de laatste keer nota bene bij twee vrouwelijke managers, gelóófden ze niet eens dat ik meer tijd wilde doorbrengen met mijn kinderen. Ik snap het wel, een tijd niet werken is vaak een eufemisme voor ontslag of een burn-out. Toen heb ik het even benauwd gehad, ik kreeg geen nieuwe opdrachten en de bodem van mijn schatkist kwam in zicht. Maar ik heb uiteindelijk een nieuwe baan gevonden en dat gat is over twintig jaar wel weer gevuld. Dus nee, ik heb geen millimeter spijt gehad van mijn tussenpensioen. Ik heb bewezen dat een mens prima zonder werk kan.’

 

Het tussenpensioen van Ferran Adria

Van een chef-kok bij het beste restaurant ter wereld verwacht je niet dat hij zijn keuken slechts zes maanden per jaar opent, maar Ferran Adrià (52) van El Bulli deed het toch. Het andere half jaar besteedde hij aan culinaire experimenten in z’n laboratorium in Barcelona. Sinds 2011 is het restaurant helemaal gesloten, maar Adrià is nog steeds niet definitief met pensioen: in oktober zal El Bulli heropenen als culinair onderzoekscentrum.

 

Het tussenpensioen van Stefan Sagmeister

Niet alleen voor jezelf, ook voor je werk is het heel goed even níét te werken, zegt Stefan Sagmeister (52). De ontwerper uit New York runde al jaren een succesvol grafisch ontwerpbureau toen hij merkte dat hij zichzelf begon te herhalen. De inspiratie was op. Tegelijkertijd realiseerde Sagmeister zich dat hij pas op zijn 70ste met pensioen ging. Als ik dan toch vijf jaar langer door moet, dacht hij, waarom neem ik dan – nu ik nog gezond ben – niet een voorschotje van vijf jaar op dat pensioen en spreid ik dat over mijn leven door vijf keer één jaar vrij te nemen? Het resultaat is dat zijn bedrijf Sagmeister & Walsh om de zeven jaar één jaar dichtgaat. ‘In dat jaar’, vertelt hij in een zogenaamde TED Talk, ‘zijn we niet beschikbaar voor klanten. We zijn volledig gesloten.’ In plaats van te werken in opdracht maakt het hele bureau dan vrij werk, wat weer inspiratie oplevert voor de komende zeven jaar. ‘And as you can imagine, it is a lovely and very energetic time.’

 

Het tussenpensioen van Yvon van Werkhoven

Een sterke hang naar vrijheid, dat heeft Van Werkhoven (59) altijd gehad: ‘Al van jongs af aan wist ik dat ik niet afhankelijk wilde zijn, niet van een baas, maar ook niet van een dure hypotheek.’ Daarom kocht ze in 1987 samen met haar broer voor twee ton een vervallen grachtenpand en verbouwde het zelf. ‘Het waren zware jaren, overdag keihard werken als opleidings- en personeelsadviseur en ’s avonds keihard werken aan mijn eigen huis. Het hele pand moest gestript.’ Maar na zeven jaar was de benedenverdieping verhuurd aan een bedrijf, de verdieping daarboven aan huurders en de rest bewoonde ze zelf. De ultieme vrijheid kwam in zicht. Als ik het nou handig aanpak, dacht ze, hoeveel uur zou ik dan nog moeten werken om helemaal voor mijn vrijheid te kunnen kiezen? Ze kwam uit op 10 duizend euro per jaar, oftwel: anderhalve dag per week werken als zelfstandig mediator. En zo kon ze op haar 53ste, vlak voor een vervelende reorganisatie, ontslag nemen. ‘Ik hoef niet meer te werken’, zei ze tegen haar baas. Met glimoogjes: ‘Dat was wel een kick. Ik had het bereikt! Ik vertel zelden dat ik bijna niet meer werk. Dat komt vaak zo… patserig over. Al is het dat niet: ik heb gewoon geluk gehad en altijd hard gewerkt, ook nu nog, het onderhoud van het pand geeft veel werk. Maar misschien open ik binnenkort een bed and breakfast. Volgens mij is het niet gezond helemaal niets te doen, maar het is wel prettig zélf te kunnen bepalen wat je doet.’