‘Ga je dit écht doen?’, vroeg een vriendin, ‘al je opdrachtgevers afzeggen en als je nieuwe schoenen wil, erom vragen bij je man? Waarom?!’
Voor Viva Mama schreef ik over mijn eerste weken als thuisblijfmoeder.
‘Ga je dit écht doen?’, vroeg een vriendin, ‘al je opdrachtgevers afzeggen en als je nieuwe schoenen wil, erom vragen bij je man? Waarom?!’
Ik had nooit gedacht dat ik thuisblijfmoeder zou worden. Heel lang dacht ik dat ik überhaupt geen kinderen zou krijgen, en toen ze er uiteindelijk tóch kwamen door een combinatie van de juiste man, romantische fantasieën over in gezinsverband door de branding springen en een totaal gebrek aan realisme over wat het leven met kinderen werkelijk inhoudt, moest ik daar zo aan wennen dat ik van de weersomstuit nóg meer van mijn werk ging houden.
O, die heerlijke eerste weken na het zwangerschapsverlof! Elke opdracht vond ik geweldig, elke collega kwam ik graag tegen, zelfs het raamloze kolfhok met een koelkast en één stervende vetplant erin vond ik knus. Ik was weer meer dan een melkmachine, kon weer nadenken over andere dingen dan spenen uitkoken en courgette pureren; ik wás nog iemand, bij nader inzien. Een uur of wat van de baby weg zijn, bleek daarnaast een heel goede manier om daarna extra veel van hem te kunnen houden. Bovendien leek Simon het leuk te vinden op het kinderdagverblijf. Dus toen Berend twee jaar later geboren werd, brachten we beide broertjes zorgeloos drie dagen per week naar de opvang en namen we allebei een papa- en mamadag; de gulden snede van het moderne ouderschap.
Ja, dat Berend en Simon een tijdlang snikkend voor het raam stonden als ik ze wegbracht, was niet zo leuk. ‘Het is vanzelf over als je weg bent’, zeiden de lieve juffen dan geruststellend, maar je eigen baby in iemands armen duwen terwijl het zijn eigen armpjes naar je uitstrekt en heel hard huilend ‘mama!’ roept; echt goed voelde het niet.
Misschien is toen het zaadje van de twijfel geplant. Want ik wist heus wel dat ze op deze fijne opvang gingen knutselen, op hun beurt leerden wachten en er groenten gingen eten die ze thuis onmiddellijk walgend weggeduwd zouden hebben, maar toch bekroop me als ik daarna naar de trein haastte, steeds vaker het gevoel: doe ik hier wel goed aan? Maar ja. Een nanny konden we niet betalen en even niét werken, dat was natuurlijk geen serieuze optie. Er zat gewoon niks anders op.
Bovendien vond ik het soms ook heerlijk om ze weg te brengen. Vooral na een weekend van kleuterdriftbuien, indoorspeeltuinen, net te laat het potje bereiken en de spaghetti van de grond schrapen – je zou ons nageslacht temperamentvol kunnen noemen. En soms ís kleine kinderen grootbrengen toch ook gewoon vermoeiend en saai? Kleien, speeltuintjes, die eindeloze duplobouwsels; van te voren moest ik mezelf er toe zetten. Maar het gekke was: achteraf was ik altijd blij als ik het plezier op hun gezichtjes zag, of de klik in hun hoofd als ze ineens iets begrepen.
Ik vroeg me wel eens af: wat zou er gebeuren als we élke dag samen zouden zijn? Misschien zou ik mijn oudste beter snappen: zijn extreme energie en woede-uitbarstingen, zijn weigering om te vertellen wat hij denkt. Misschien zou de jongste minder ondersneeuwen en beter leren praten. En misschien zou ik zelf een leukere moeder worden, want in tegenstelling tot de teksten op de moederdagcadeautjes van de opvang ben ik helaas niét de allerliefste van de hele wereld. Ik ben vaak ongeduldig, laat ze te lang netflixen en loei regelmatig ‘EN NOU IS HET GÓDVERDOMME AFGELOPEN’ als ze dreinen of met hagelslag gooien, kortom; gewoon kind zijn.
Ik vroeg me steeds vaker af: mis ik misschien iets? Heb ik mezelf wel genoeg de kans gegeven om al die kleine, bijzondere dingen van het opvoeden op waarde te schatten, als ik de helft van de tijd aan het werk ben en de andere helft vaak aan werk dénk?
Wat als ik er nou volledig induik, dat ouderschap, openbaart het zich dan in volle glorie?
Of ik gek geworden was, vroegen veel vrienden en collega’s. Sommigen werden echt kwaad, alsof ik iets oneerbaars voorstelde, zelfs degenen die toch ook weleens twijfelden over de verdeling werk en thuis. ‘Ik zou helemaal doordraaien als thuisblijfmoeder’, zei de een, ‘je hebt nu toch het beste van twee werelden?’ Een ander vroeg: ‘Maar wat voor lui, ongeëmancipeerd voorbeeld geef je daarmee aan je kind?’
Hun heftige reacties maakten me vooral nieuwsgierig. Wat zou er gebeuren als ik het gewoon zou doen? Zó ingewikkeld was het niet. Ik zou als freelance journalist mijn opdrachtgevers moeten vertellen dat ik een jaar niet zou werken, de opvang moest opgezegd en mijn man zou mijn zorgverzekering en de hypotheek moeten betalen, maar uiteindelijk zouden we er financieel niet eens zoveel op achteruit gaan.
Bovendien: ze groeien zo hard en het leven is zo kort. En dus besloten we afgelopen maart: ja, laten we dit experiment aangaan.
En o, die heerlijke eerste week thuis! Elke schommel duwde ik graag, ieder potje gooide ik zingend leeg in de wc. Ik was een toonbeeld van geduld, genoot van het totaal ontbreken van kantoorpolitiek en haast. Als Simon ’s ochtends op school zat, had ik álle tijd voor Berend, en ’s middags combineerden we met zijn drieën zó braaf voorlezen met fruit dat het bijna leek of we zelf in zo’n zedig gouden boekje zaten. Hashtag blessed. Ik was intens tevreden met mezelf.
Alles wat we deden, legde ik dan ook uitgebreid vast met mijn telefoon en appte het meteen door naar vrienden en familie. Toen het geheugen in de tweede week vol was, raakte ik bovenmatig geïrriteerd. Wie zag nu nog wat voor verantwoorde, harmonieuze dagen wij doorbrachten?
De week erop merkte ik dat ik er tijdens het avondeten bijzat als een Stepford Wife uit de gelijknamige film: netjes rechtop, vastgebeitelde glimlach, lachend om de grapjes van mijn echtgenoot en denkend aan die rommelige, beslist opnieuw in te richten keukenkastjes; het clichébeeld van de perfecte huisvrouw. Wie was ik in hemelsnaam geworden?
Toen drong het tot me door: de speeltuintjes begonnen me de keel uit te hangen, de duplo ook. Nu het nieuwe ervan af was, voelde ik me nutteloos. Wat deed ik nou de hele dag, behalve twee kinderen in leven houden die dit over een paar jaar écht niet meer zouden herinneren? Mijn geduld raakte op, het intensieve zorgen vond ik vaak saai en ik miste de diepgang. Op sommige momenten was ik vertederd en geraakt, maar vaker was ik gewoon lichamelijk en mentaal afgemat. Simpelweg genieten van deze tijd, zoals een vriendin suggereerde, lukte me niet, en daarover voelde ik me dan weer schuldig; ik was blijkbaar écht geen geboren moeder. Zelfs niet als ik alle tijd van de wereld voor mijn kinderen had.
Ondertussen werd mijn wereldje steeds kleiner; als het niet op het schoolplein gebeurde, bestond het niet. Misschien dat ik dat vage Chinese virus op de pagina buitenland daarom zo lang negeerde.
Tot Covid-19 ook voor ónze voordeur stond te trappelen, en terwijl ik dit schrijf, heel het land al weken in lock down verkeert. Iedereen werkt thuis, Simons school is dicht, onze oppas komt haar huis niet uit; we zijn compleet teruggeworpen op elkaar.
En vond ik het thuisblijfmoederschap hiervoor al tamelijk intens, tijdens deze coronaquarantaine bestaat het leven soms uit meer ouderschap dan ik aan kan. Constant ben ik nodig om te troosten, te kijken, te luisteren, te sussen, uit te leggen, te verbieden, voor te lezen, te verschonen, in bed te leggen en eruit te halen, filmpjes op te zetten, zand op te zuigen, antwoorden te geven, neuzen af te vegen, handen te wassen, te helpen met klimmen, glijden, eten, drinken, slapen. And repeat.
‘Elke dag als je naar zolder vertrekt, ben ik jaloerser’, zeg ik boos, in smoezelige ochtendjas, op de ochtend van de vierde dag quarantaine tegen mijn man. En als hij met koffie naar boven loopt om in verrukkelijke stilte achter de computer te gaan zitten, terwijl ik achterblijf met ons tetterende nageslacht dat de kamer reeds in duplochaos heeft getransformeerd, schreeuw ik hem na: ‘Geniet ervan!’ ‘Ja, ja’, zegt hij. ‘Echt!’ krijs ik.
Ik kan mijn vermoeden niet langer negeren: vind ik mijn kinderen misschien leuker als ik ze niét 24 uur per dag zie? Staan ze trappelend klaar om met hun vader op pad te gaan, de minuscule jasjes en dasjes al aan, dan kan ik die lieve snoetjes wel ópeten. Maar zijn ze de hele dag bij mij, met nog drie dagen en een weekend in het vooruitzicht, dan lijken ze te vervagen in luidruchtige wezentjes met oneindige behoeften, maar alleen niet aan de boterham die ik voor ze heb gesmeerd.
En ik vraag me af wat dat betekent. Hield ik meer van mijn kinderen toen ik zélf nog meer was, behalve hun moeder? En zo ja, doe ik ze dan wel écht een plezier met dit jaar thuis? Die gedachte maakt me verdrietig.
Toch vinden we langzaam wel manieren om deze quarantainedagen door te komen. Er zit gewoon niks anders op. En het mooie is: de oudste, normaal gesproken ME’er in opleiding, blijkt ineens voorzichtig kleine cakejes te bakken. Het lijkt ook of mijn kinderen, die een verzoek normaal negeren, verrassend open staan voor de autoriteit van de kookwekker: lukt het ze een kwartier zelf te spelen, dan krijgen zij namelijk een paasei. En als we het écht niet meer weten, gaan ze in bad, ook als het drie uur ’s middags is. Mijn eigen opvoedstandaard noodgedwongen verlagen, blijkt bevrijdend.
Maar het beste aspect van deze hele coronacrisis: nu iederéén gedwongen thuisblijfouder is, lijkt het wel of alle ouders een beetje eerlijker worden. Op straat, online; ineens heerst er een collectief ‘we maken er maar het beste van’-gevoel. Je doet wat je kan, Netflix is je vriend en okee is goed genoeg. Want je kroost de hele dag thuis, dat is dus best wel even wennen, op zijn zachtst gezegd.
‘Dit is de eerste keer dat ik twijfel over mijn besluit om kinderen te nemen’, appt een vriendin aan het begin van de quarantaine. ‘Ik ben een beetje jaloers op de mensen die nu fantaseren over alle boeken die ze gaan lezen tijdens de lockdown’, twittert een collega-journalist. ‘Ik zet me ondertussen schrap voor drie weken non stop brandweerman Sam. Met helm.’ En een kennis die ik op straat tegenkom, ervaart het opgelegde fulltime ouderschap als terug naar de essentie: ‘Geen crèche, geen oppas, gewoon alles zelf doen.’ Maar of ze dat ook léuk vindt, dat weet ze nog niet, zegt ze eerlijk.
En dat is het mooie: vóór Corona dacht ik dat het aan mij lag, maar nu iedereen thuisblijfouder is, weet ik zeker: iedere ouder worstelt met het ouderschap. Niemand vindt het altijd leuk. En ondanks alles is iedere dag weer een nieuwe kans om het beter te doen dan gisteren. Misschien ben ik niet de geboren moeder die ik had gehoopt, maar nu ik weet dat ik heus niet van ieder moment hoef te genieten, heb ik veel meer vertrouwen in dit komende jaar als thuisblijfmoeder.
Nu alleen nog van de Duplo leren houden.
Foto door Studio Blauwe Regen.