Eén misgreep en hij lag plat op de mat. Turner Epke Zonderlands olympische droom was deze zomer in een klap voorbij. ‘Ik ben eigenlijk wel blij met hoe het nu is gegaan.’
TEKST MARGOT C. POL EN JOHN VOLKERS
Om 15.38 uur greep Epke Zonderland in Rio de rekstok.
Het was 16 augustus 2016. Nederland hield z’n adem in. Zou de Flying Dutchman wéér goud winnen, net als vier jaar eerder op de Spelen in Londen?
Om 15.39 uur lag hij op de mat, plat op zijn gezicht.
De olympische droom was voorbij.
Werd je bij thuiskomst anders behandeld?
‘Weet je wat heel apart is? Ik heb alleen maar positieve reacties gehad. ‘Gefeliciteerd’, hoorde ik heel vaak. Dat ik dacht: waar feliciteren ze me nou eigenlijk mee? Maar dat is blijkbaar het gevoel dat mensen eraan hebben overgehouden.’
Hij lijkt kleiner dan op tv, maar wel net zo breed. In zijn groene vestje (hoeveel stretch kunnen mouwen bevatten?) en zwarte broek gaat Epke Zonderland (30) bijna op in de massa van lunchende mensen in het restaurant van Medisch Centrum Leeuwarden. Zit hier echt de turner die in Londen olympisch goud won, Man van het Jaar 2012, held en idool van menig meisje? De Epke die nu een bord gebakken aardappels met zalm leeg eet (de saus laat hij liggen), is gewoon zesdejaars student geneeskunde. Vriendelijk, bescheiden. Na een dramatisch jaar dat begon met een hersenschudding, een duimblessure en operaties voor zijn bijholteontstekingen en eindigde met een zevende plek op de Spelen, richt hij zich nu weer fulltime op zijn studie. De coschappen huisarts zijn net begonnen.
Zijn de patiënten verbaasd dat jij in de spreekkamer zit?
‘Ze herkennen me wel, ja. Soms kijken ze naar de doktersassistente: waarom heb je niet gezegd dat Epke er is?’ Lacht.
Durven ze dan wel alles te vertellen?
‘Ik loop er nu anderhalve week en heb er denk ik drie keer niet bij heb gezeten omdat mensen dat liever niet wilden. Dan ben ik niet beledigd, hoor. Emotionele dingen zijn al spannend om te vertellen en dan zit er ook nog eens een, nou, bekend iemand bij.’
Hoe kan het dat je zover bent gekomen, denk je?
‘Ik vind turnen leuk, maar ook het topsport bedrijven. Om af te zien en steeds een beetje beter te worden. Als je daarvan geen kick krijgt, is het dat niet waard. Dan hoef je niet de beste van de wereld te zijn. Buiten dat – ja, talent natuurlijk, en met tegenslagen kunnen omgaan.’
Het lijkt ook alsof je weinig angst voelt.
‘Ik voel het wel, alleen ik kan het makkelijk relativeren. Ja, ik kan mijn nek breken. Daar denk ik weleens over na, maar als ik heel rationeel kan bedenken: wat ik nu voel is onzin, kan ik het ook, húp, aan de kant zetten.’
Als er vroeger een enge nieuwe turnoefening gedaan moest worden, schoven je oudere broers jou, het kleintje, naar voren.
‘Ik was misschien bang, maar zij waren waarschijnlijk nog banger. Haha.’
Hij is 4 jaar als hij begint met turnen. Eerst bij de gymvereniging in Lemmer, maar op zijn 6de verhuist hij samen met zijn zus Geeske (1981) en broers Herre (1983) en Johan (1984) naar een professionele club in Heerenveen waar ze ook op school zitten. Elke dag sjort vader Huite vier fietsen achter op de auto: het is geen doen om de vier kinderen de hele dag van school naar de gymzaal en terug te chaufferen. In de zomer houden de vier hun eigen toernooien op de oude turntoestellen die vader en moeder in de tuin hebben gezet. Gaan ze op vakantie, dan is het vaak in een land waar toevallig ook een internationale turnwedstrijd plaatsvindt.
‘Je moet de lat telkens hoger leggen. De eerste keer is een salto vanaf de rekstok al spannend, dan moet je een salto zó dicht bij de rekstok maken dat je ‘m nog kan pakken, en de volgende stap is een dubbele salto óver de rekstok; turnen blijft heel lang eng, tot je op een niveau komt waar je de meeste oefeningen al eens hebt gedaan. Maar toen ik een jaar of 7 was, ben ik echt bang geweest. Ik was jaloers op een jongetje in mijn groep, zo’n turner die geen angst leek te kennen, die alles deed.’
En toen?
‘Wilde ik stoppen. Tijdens een salto vanaf de brug was ik een paar keer boven op de ligger terechtgekomen, ik vond het niet leuk meer. ‘Oké’, zei mijn moeder, ‘probeer het nog twee weken’.’
Heb je toen geleerd om door te gaan, ondanks je angst?
‘Vooral dat ik het voor mezelf deed. Mijn ouders wilden heel graag dat ik turnde, ik was jong en getalenteerd. Als je dan weet dat het óók prima is als je wilt stoppen, is dat fijn. Ik denk dat ik toen over de angst heen ben gegroeid, want daarna vond ik het weer leuk.’
In 2007 wilde jij op wintersport per se snowboarden: iets wat je nog nooit had gedaan. Daar was je moeder niet blij mee, vertelde ze: je was al geplaatst voor de Olympische Spelen van Peking 2008, een paar maanden later. Ze wilde je niet kwaad maken, maar eigenlijk wilde ze je er wel vanaf houden.
‘Dat is niet gelukt! We waren nog nooit met z’n allen op wintersport geweest, dit was de eerste keer. De rest van de familie was al in Zwitserland, ik kwam ’s nachts aan en bij het ontbijt zag ik dat Herre, Johan en zijn vriendin onder de blauwe plekken zaten van het snowboarden. ‘Niet echt handig als jij dit ook gaat doen, Epke’, zeiden ze. Toen werd ik toch een partij chagrijnig. ‘Ja, hallo, ik heb me hier echt op verheugd’, riep ik. ‘Ik wil het in elk geval een ochtend proberen.’
Dacht je niet: volgend jaar de Spelen, wat als ik nu val?
‘Ik dacht wel: er zit een klein risico aan. Maar dat durf ik blijkbaar op te zoeken. Als ik geen controle over het snowboard had gehad, had ik wel geaccepteerd dat het niet zo handig was, maar ik had al wel eens gesurft, zo’n plankje snapte ik wel. En inderdaad, aan het eind van de ochtend ging ik met Johan de piste af.’
Maar het snowboard schoot weg, toch?
Licht geërgerd: ‘Jawel, maar dat was niet omdat ik viel: ik had het board losgemaakt en toen schoot het per ongeluk de piste af. Heel gevaarlijk ja, maar dan voor anderen.’ Klein lachje.
‘Wie geen risico neemt in deze finale, kan niet winnen’, met die woorden kondigde commentator Hans van Zetten hem in 2012 aan op de Men’s horizontal bar final op de Olympische Spelen. Na vijf andere kleine, brede mannen was Zonderland aan de beurt. Als een atoom in de deeltjesversneller katapulteerde hij zichzelf in een gestrekte salto met hele schroef, wervelde met een dubbel gehurkte salto over de rekstok en maakte gelijk nóg een dubbele salto, rugwaarts gehurkt met volledige draai om de lengteas, ook over de stok. Tot slot volgde de beroemde afsprong, Epke die kaarsrecht landde in een wolk van magnesium en Van Zetten die juichte: ‘En hij staat! Het is ongekend! Epke Zonderland heeft hier de oefening van zijn leven geturnd. Hij stáát! En iedereen! En ik sta ook! Ik ga helemaal uit mijn dak!’
Waar denk je vaker aan: je geslaagde Cassina-Kovacs-Kolman van 2012, of je val van afgelopen zomer?
‘Weet ik niet. Ik denk dat als je het me over een tijdje vraagt, de gelukte oefening vaker naar boven zal komen, want ja, die val: daaraan herinner ik mezelf liever niet. Alleen herinneren anderen me er steeds aan.’
Droom je er nog over?
‘Nee, dat heb ik nooit gedaan.’
Wanneer wist je: ik ga ’t niet redden? Toen je door de lucht vloog?
‘Nee, toen had ik het nog niet echt door. Ik voelde wel: ik moet nú naar de stok grijpen. Als ik in Londen de rekstok losliet en door de lucht vloog, kon ik op dat moment al voelen hoe ik neer zou komen. Het was erin geslépen. Zo sterk was mijn gevoel ontwikkeld. Maar vorig jaar heb ik door de hersenschudding en de operaties niet genoeg kunnen trainen. In het leer van mijn handschoen zit een rolletje; als de stok daarboven komt, schiet-ie weg, als-ie ertussen komt, dan klemt-ie, en bij mij zat hij er precies óp. Soms gaat het dan nog goed, maar dat weet je pas op het moment dat je losschiet, en dan is het gewoon te laat. Dan kun je niks meer. Dan val je.’
In 2008 gebeurde op je eerste Olympische Spelen in Peking hetzelfde. ‘Ik ben nu die jongen van de val’, zei je toen.
‘Ja, ja, ja.’
Was je kwaad op jezelf toen het dit jaar weer gebeurde?
‘Nee. Je kunt wél kwaad worden als je te voorzichtig bent, dat was mijn fout in Peking. Toen ik me had gekwalificeerd, kreeg ik daardoor naamsbekendheid, een sponsor, aandacht; dat had allemaal met de Spelen te maken. Dus toen ik daar viel, was ik de man van de val, want ja: daar kenden ze me van. Maar nu heb ik toch een keer een goede wedstrijd gehad. En in Rio ben ik er wél vol voor gegaan, dus kan ik mezelf ook niets verwijten.’
Je stond op en maakte je oefening af, iets wat je na afloop veel lof bezorgde.
‘Dat is turners eigen, zo ben ik opgevoed: als het kan, maak je je oefening af. En voor mijn eigen gevoel was het natuurlijk ook veel lekkerder. Als ik was afgedropen, had ik me een zielepoot gevoeld.’
Dafne Schippers was wóést toen ze slechts zilver haalde op de Spelen. Jij zei na de val alleen: ‘Heel jammer’. Daarna ben je met je familie uiteten gegaan in Rio, heb je een borrel gedronken en een ijsje gehaald.
‘Ja, zo ging het. Natuurlijk heb je het dan wel even over de wedstrijd, maar ik wilde niet de hele tijd in dat baalgevoel blijven hangen. Ik wilde gewoon een leuke avond met elkaar hebben.’
Ook turner Yuri van Gelder keerde in augustus onverrichter zake terug uit Rio; het NOC*NSF besloot hem naar huis te sturen nadat was uitgekomen dat hij de nacht na het winnen van de kwalificatiewedstrijd de stad in was gegaan, zijn vriendin had opgezocht en alcohol had gedronken.
Jij hebt met drie andere turners je beklag gedaan bij de ploegleiding, waarna Yuri uiteindelijk werd geschorst.
‘Nee, de begeleidende staf heeft zelf gezien hoe laat Yuri uit bed kwam.’
‘Hij heeft er jaren voor getraind, maar elke keer ging hij nét niet naar de Spelen. En dan sta je er eindelijk, haal je ook nog eens de finale, dan wil je toch in elk geval de beste oefening neerzetten die je kunt? Ik had het Yuri heel erg gegund in de ringfinale te staan. Niet alleen voor hemzelf, maar er zaten ook jongens thuis die graag mee hadden gewild en die hem het vertrouwen hebben gegeven dat hij zijn best zou doen om die éne dag zijn allerbeste prestatie neer te zetten.’
Onbegrijpelijk, toch? Vooral nadat hij al eerder geschorst was voor cocaïnegebruik.
‘Of juist begrijpelijker. Die euforie, dat is blijkbaar een kwetsbaar moment voor hem. Hij overziet niet meer wat hij doet. Dan kun je zeggen: mag een volwassen kerel ’s avonds niet even naar z’n vriendin – nee, achteraf gezien was het beter geweest hem niet de stad in te laten gaan. Je hebt als topsporter toch een voorbeeldfunctie.’
Hoe vaak heb jij je vrouw Linda gezien?
‘Ik denk twee of drie keer. Ze mocht in het olympisch dorp niet in de visitors zone, dus toen zijn we ergens naartoe gelopen waar we even konden zitten. Ik had ook een uur lang in de taxi kunnen zitten om elkaar op een leukere plek te zien, maar hier voel ik me goed bij.’
Op 17 september zijn jullie getrouwd, een paar weken na Rio.
‘De trouwerij voelt nu nog als de mooiste dag van mijn leven. Eigenlijk vond ik het heel prettig dat ik toen ook wat positieve dingen had. Al was het jaar toewerken naar de Spelen eigenlijk zwaarder dan de val zelf. Tijdens het tv-interview vlak na afloop had ik het al voor mezelf op een rijtje gezet. Dit gaat wel héél snel, dacht ik toen nog, er komt vast een moment dat het rotgevoel komt, maar nee, dat heb ik nooit echt gehad. Eigenlijk ben ik al lang blij dat ik het überhaupt zo goed heb gedaan op de Spelen. Voor hetzelfde geld hadden we die bijholte-operaties niet gedaan, had ik niet de kans gehad om mijn moeilijkste oefening te doen, had ik niet in de finale gestaan… Het had allemaal nogal anders kunnen lopen, dus ik ben eigenlijk wel blij met hoe het nu is gegaan.’
Stilte.
‘Misschien is dat positief blijven ook wel een trucje. Maar goed, ik ben er wel ergens mee gekomen.’
—
CV EPKE ZONDERLAND
Epke Zonderland (Lemmer, 1986)
2004 Nederlands kampioen meerkamp (neemt de titel over van broer Herre).
2008 Olympische Spelen in Peking, valt van de rekstok
2009 Sportman van het jaar (ook in 2011, 2012 en 2013)
2012 Goud op de Olympische Spelen in Londen
2013 Wereldkampioen rekstok op WK in Antwerpen
2016 Olympische Spelen in Rio, valt van de rekstok
Zonderland weegt 68 kilo en is 1,74 meter.
Hij studeert geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen en is getrouwd met Linda Steen