Strijk en zen

Voor mediteren heb je apps, cursussen en coaches. Maar de beste manier om zen te worden in je eigen huis, kent maar één werkwoord: strijken. Kraag, mouwen, voorpand, rug, ander voorpand, klaar.  

Nooit voel ik me onaantrekkelijker én tevredener tegelijk dan wanneer ik één zondagmiddag in de maand de stekker van de strijkbout in het stopcontact steek. Op de bank zit mijn man. Hoe zou hij me nu zien? Denkt hij aan zijn eigen moeder, die vroeger de hemden streek die ik nu strijk? Ziet hij haar in mij en komt het einde van ons huwelijk per zondag dichterbij? En altijd denk ik op zo’n middag: ik ben mijn moeder geworden. Ook twee kinderen, een huis en overhemden op de plank, al deed zij er standaard zeven in de week en doe ik nooit de onderbroeken en de washandjes, je kunt ook te ver gaan. Wel een katoenen kokerrok, een mouwloos linnen hemd en dat shirt met ruches die alle vijftig vreselijk kreuken. Ik strijk de bloesjes van mijn peuter, een jongetje dat na aankomst op de crèche meteen full frontal de zandbak ingaat. Ik strijk het korte broekje van de baby, met pijpjes korter dan het ijzer lang is, en mijn witte blouse die 5 minuten na het aantrekken alweer gekreukt zal zijn van het optillen en afvegen, maar toch.

Ik strijk nooit, verkondigde een vriendin vroeger trots: als je een blouse een beetje netjes aan de lijn hangt, droogt hij vanzelf mooi op. Ik had haar altijd bewonderd omdat ze zo standvastig in haar zelfbedachte feiten geloofde, maar dit ging een stapje te ver. Een blouse die er zonder strijken goed uitziet, is net zoiets als een nette spijkerbroek: hoe graag je er ook in gelooft, het bestaat niet.

Niet dat iemand er ooit zin in heeft, natuurlijk. Tik ‘strijken’ in op internet en zie: van forums voor Marokkaanse Nederlanders en fanatieke feestgangers tot zwangere vrouwen, de haat voor het hete ijzer verenigt ze allemaal. Een columnist in een blad voor moeders beschreef pas hoe ze alle kleding die telkens gestreken moest worden in drie vuilniszakken had gepropt en had weggegooid: eindelijk uit haar leven die gekreukte berg frustratie. Dat er in Nederland drie strijkmusea bestaan én een vereniging voor liefhebbers van antieke bouten, met een eigen blad dat drie keer per jaar uitkomt, lijkt dan ook onwerkelijk. Je kunt in die musea zien hoe er in de tijd van de Noormannen al gestreken werd: met glazen bollen om de stof plat te drukken, soms ook nog ingewreven met bijenwas om de kleding te beschermen tegen regen. Later kwamen er ijzers die je op de kachel moest zetten om ze op te warmen. Het duurde even, maar werkte beter dan de ijzers met ingebouwde spiritusbranders: die ontploften zo nu en dan. Al had de huishoudster van Willem van Oranje het ook niet makkelijk: die gebruikte een soort ijzeren pollepel die ze in het vuur moest leggen, waarna ze het kant van Willems hoge witte kragen afwisselend omhoog en omlaag plooide, meter na meter, en het daarna met stijfsel behandelde. Nee, vroeger was het erger. Maar toch: strijken blijft strijken. Een plank, een blouse, een vrouw en een plantenspuit. Het leven is niet altijd leuk, zei mijn moeder altijd, en daarna maakte ze de badkamer schoon.

Voor wie eenmaal begint, openbaart zich het geheim. Een paar minuten naar je eigen blouse kijken, levert namelijk herwaardering op. Want wat is die stof toch mooi. En wat is het eigenlijk een goed ontwerp, ja, gemaakt in een foute fabriek, misschien, maar daarom des te belangrijker om niet zomaar weg te doen en juist veel te dragen, te wassen en te koesteren, met andere woorden: te strijken. ‘Je zorgt voor je kinderen omdat je van ze houdt’, zei de Amerikaanse auteur Andrew Solomon, ‘maar je houdt ook van ze ómdat je voor ze zorgt’. En inderdaad: als die stoffen bloedjes straks weer tevreden in de kast hangen, prachtig strak gesteven aan hun hangertje, levert dat een geluk op dat niet te koop is, of je het nou bij Primark of Chanel probeert. Een ex zette vroeger zijn laptop op het randje van het aanrecht als de stapels vieze borden en pannen dreigden te beschimmelen, om ondertussen een serie te kijken. Zijn afwassen duurden legendarisch lang. Ja, onder het strijken kun je tv kijken, maar veel fijner is het in stilte te werk te gaan. In de cadans van lakens en slopen voel je de gedachten langzaam uit je stromen. Eerst alles wat nog moet: de belastingaangifte, de boeken terug naar de bieb. Dan de losse plukjes ideeën: waarom is het toch zo moeilijk om eerlijk te zijn? Zullen we straks pizza halen? Als we elke week 10 euro in een potje doen, kunnen we over acht jaar met z’n allen naar Brazilië. En dan komt het beste: helemaal niets.

Kraag, mouwen, voorpand, rug, ander voorpand, klaar.

Stilte.

Het doel van mediteren is een hoofd zonder gedachten. Dat lukt natuurlijk nooit en juist daarom is het zo fijn dat de strijkplank bestaat: geef je gedachten de simpele taak de kreukels plat te drukken en de rest van je hoofd is zonder meditatieapps, boswandeling of yogamat helemaal leeg. Eindelijk.

Er bestaat ook een handstomer. Dat is een apparaatje dat je langs je kleding moet halen in plaats van eroverheen, waardoor de kreukels er sneller en makkelijker uit gaan. Het is niet eens duur: bij Blokker heb je er een voor 30 euro. Toch koop ik er geen. Ik weet heus wel dat een peuter en baby het niks uitmaakt of hun broek gestreken is en dat ik mijn kans ooit toegelaten te worden tot het exclusieve Soho House, een soort clubhuis voor de nieuwe culturele elite, met deze bekentenis voorgoed heb verpest. Want ja: strijken is ontzettend tuttig. En heerlijk tegelijk.

Foto: Krista van der Niet