Mijn ware gezicht

Jarenlang durfde Margot C. Pol niet zonder make-up in het openbaar te verschijnen. Zelfs in bed droeg ze mascara. Tot nu.

Het probleem is: van nature heb ik geen wimpers en wenkbrauwen. Tenminste, niet zichtbaar. Ook geen frisse teint trouwens, wel rode vlekjes op mijn huid en fletse ogen. Een puur, klassiek Hollands blotebillengezicht. Eigenlijk heb ik zonder make-up gewoon geen gezichtsuitdrukking. Foutje van de natuur.

En dus maakte ik me jarenlang zorgen over naderende hoosbuien, bedrijfsuitjes waarbij ik een hotelkamer moest delen en brandalarmen die midden in de nacht af zouden gaan en iedereen naar buiten zouden dwingen – mij ook, onopgemaakt. Op festivals zat ik liever eerst een uur zwetend in een bloedhete tent met mascara, poeder, potloden en wattenstaafjes verspreid over de slaapzak, dan zomaar het terrein over te steken naar de rij voor de wc’s. Aan de ruim 400 miljoen euro die vrouwen volgens de Nederlandse Cosmetica Vereniging jaarlijks aan decoratieve cosmetica besteden, heb ik ruimschoots bijgedragen. En al die tijd ben ik niet in zee gesprongen – omdat het er dan af zou spoelen -, liep ik ’s ochtends niet zomaar naar de bakker of de sportschool en bleef ik nooit spontaan logeren. Oppervlakkig? Misschien, maar o, wat had ik veel overgehad voor een paar normale gezichtstrekken. Zeker toen de nude look weer in was, die onbegrijpelijke trend waarbij je in feite heel veel make-up opdoet zodat je eruitziet alsof je geen make-up op hebt, destilleerde zich een visioen: na twintig jaar dagelijks poederen, verven en kwasten eens naakt gaan. Gewoon opstaan, aankleden en aan de dag beginnen. Maar ik durfde niet.

Zoals zoveel kleine openbaringen kwam ook deze in de brugklas: met een beetje van mijn moeders Max Factor 2000 Calorie Dramatic Volume-mascara keek Arjan uit de tweede ineens wél. Alsof ik een ander was. Een verbeterde versie. En toen een wereldwijs buurmeisje adviseerde ook eens eyeliner te gebruiken, ‘je zal zien, het verandert je blik compleet’, betekende dat het definitieve einde van het natureltijdperk. Van een flets meisje veranderde ik in een puber mét gezicht. ‘Jij bent lelijk, zeg’, de meest snijdende opmerking van allemaal, die zouden ze op straat nooit meer naar me roepen. In plaats daarvan werden ze stil, de groepjes grote jongens. Want ik was 13 en mocht dan wel geen borsten bezitten, niet stoer zijn en mijn boeken vervoeren in een gigantische oranje rugzak, met dank aan wat simpele hulpmiddelen van de Hema en Etos was ik ineens wél mooi.

Natuurlijk deed ik het voor mezelf, zei ik als iemand ernaar vroeg. ‘Make-up opdoen uit persoonlijke motivatie is oké, maar als je het doet omdat de meeste andere vrouwen dat ook doen, lijkt het plots een zwakte’, observeert ook de Amerikaanse auteur Autumn Whitefield-Madrano in haar boek Face Value, the hidden ways beauty shapes women’s lives. En zo is de relatie vrouw-beautycase altijd complex geweest. Wie zich in victoriaans Engeland opmaakte, was een hoer, wie hetzelfde begin jaren vijftig níét deed, zou volgens de norm nooit een geschikte echtgenoot vinden. Ten tijde van de tweede feministische golf, zo’n twintig jaar later, was de heersende opinie dan weer anti-poederdoos, want een door mannen opgelegd schoonheidsideaal – kom op zeg, wat een onderwerping. Vrouwen waren toch meer dan een leuk poppetje? ‘De opgemaakte vrouw laat niet zichzelf zien, maar een personage’, schreef Simone de Beauvoir niet voor niets in haar beroemde boek De tweede sekse. ‘Als een plaatje, een standbeeld of een acteur op de planken vertegenwoordigt ze slechts een karakter, in plaats van dat karakter te zijn.’

Geen enkel probleem, wat mijn 13-jarige ik betrof. Als ik het karakter van een knappe, zelfverzekerde vrouw zou mogen vertegenwoordigen, nou, graag. Er was alleen één probleem met mijn pas ontdekte, op te schilderen schoonheid: het kon er ook weer af. En hoe verklaar je dan je ware hoofd, bijvoorbeeld aan een nieuwe liefde? Het werd in de loop der jaren een tergend intern conflict: als ik het er nooit op had gedaan, waren ze vast niet verliefd op me geworden en als ik het eraf zou halen, zou de liefde ongetwijfeld weer bekoelen. En dus stond ik ’s avonds in het knipperende tl-licht van een budgethotel in Parijs alles eraf te boenen, omdat dat nu eenmaal zo hoorde, en het er daarna weer lichtjes op te doen, omdat ik dan pas rustig kon slapen.

Lang voelde ik me de enige dorpsgek, totdat Charlotte Tilbury (44), wereldberoemd Engels celebrityvisagist (Kate Moss is de peettante van haar kinderen) en eigenaar van het gelijknamige make-upmerk hetzelfde bleek te doen. En ze is er nog trots op ook: in interviews benadrukt ze regelmatig hoe haar echtgenoot haar nog nooit onopgemaakt heeft gezien. Daartoe heeft de rossige Engelse de zogenoemde bedroom-eyeformule bedacht: ’s avonds haalt ze alle oude make-up eraf, waarna ze weer verse highlighter, eyeliner, mascara en rouge aanbrengt. ‘And that’s it.’ Recentelijk heeft ze de fijne kneepjes ook aan Kim Kardashian geleerd, die haar sindsdien ‘mijn heldin’ noemt. Want make-up is geluk, benadrukt Tilbury vaak, en al van jongs af aan begreep ze ‘hoe krachtig en vol zelfvertrouwen je je voelt als je in de spiegel kijkt en beseft dat je er fantastisch uitziet.’

Een onderzoek van de International Journal of Cosmetic Science bevestigt die gedachte, beschrijft Whitefield-Madrano in haar boek Face Value: vrouwen die flink veel make-up droegen, bleken feministischer in het leven te staan dan vrouwen die weinig of geen make-up gebruikten. Uit hetzelfde onderzoek kwam verder dat vrouwen met weinig zelfvertrouwen minder stress en angst ervoeren nadat ze make-up hadden opgedaan en zelfs voor de omgeving blijkt kijken naar een opgemaakte vrouw stressverlagend te werken. Maar ondertussen werd ik zelf steeds ongelukkiger van het gapende gat tussen mijn werkelijke ik en de verbeterde versie ervan.

‘Waarom bouw je het niet onopvallend af’, adviseerde mijn moeder, maar zonder oogpotlood begonnen collega’s al snel te vragen of er misschien sprake was van pfeiffer of bloedarmoede. Ze waagde een nieuwe poging toen ik aan een andere baan begon: ‘Ga gewoon zonder, ze kennen je daar toch nog niet.’ Maar het probleem was: zonder kende ik mezelf ook niet. Na twintig jaar was mijn opgeschilderde hoofd gaan voelen als mijn eigen hoofd en de albino die me ’s ochtends en ’s avonds in de spiegel aanstaarde, hoefde ik helemaal niet te kennen, wat mij betrof. Het was al mooi zat dat mijn kersverse eega er inmiddels aan gewend was en het niet erg leek te vinden om de baby bezig te houden terwijl de werkzaamheden in uitvoering waren. Sterker nog: zelfs de baby zélf leek me vorsend aan te kijken als ik hem in alle vroegte uit zijn bedje haalde: is dit vale wezen echt mijn moeder? Nee dus. Niet voor niets komt ‘cosmetica’ van ‘kosmos’, wat bij de oude Grieken ‘orde’ betekende. Mét make-up wist ik wie ik was, hoe ik overkwam, dat ik erbij hoorde. Het was mijn redding, daarvan was ik overtuigd: was ik vijfhonderd jaar eerder geboren, dan was het klooster de enige optie geweest voor een onbemiddelbare vrouw als ik. Maar het was ook mijn eigen goudenglitterkooi. Ik schaamde me voor wie ik was zónder, en ik schaamde me weer dat ik me daarvoor schaamde.

Houd je dan niet van jezelf? Of: je bent toch mooi zoals je bent? Ze lijken zo goedbedoeld, die opstekers in de bladen, maar het zijn argumenten die vooral wat dwingende vrouwen elkaar voorhouden en wie het daar niet mee eens is, vinden diezelfde vrouwen eigenlijk maar stom: alsof je daarmee de hele sekse zou verraden. Terwijl de harde waarheid eerder is dat je vooral mooi bent zoals je bent als je van nature al een perzikhuidje en hertenogen bezit. ‘I did all of these’, schreef een vrouw in de commentaren onder een YouTubefilmpje waarin een prachtige vlogger laat zien hoe je volgens haar ook zonder make-up aantrekkelijk kunt zijn: wenkbrauwen borstelen, wimpers krullen, flink je gezicht masseren voor een gezonde gloed. Droogjes vervolgde de vrouw: ‘Still looked like a potato’.

Maar het nare is: wie zichzelf vervolgens niét kan accepteren zoals-ie is, voelt zich door zo’n zogenaamd hart onder de riem alleen nog maar ellendiger – blijkbaar ben ik niet alleen niet mooi, maar ook nog zwak. En zwakke mensen, die zijn al helemaal onaantrekkelijk. Geen wonder dat de #nomake-upselfie een tijdje geleden zo aansloeg: vrouwen die foto’s van zichzelf zónder make-up op Instagram zetten, dat was dapper! Al was geen enkele vrouw die daaraan meedeed echt lelijk: die wisten wel beter dan hun naakte gezicht op internet te zetten, bedacht ik, zuur scrollend. Ondertussen oordeelde ik zelf net zo hard mee. Kwam er een nogal naturel meisje naast me zitten in de trein, dan dacht ik heel zusterlijk: had je nou niet een béétje moeite kunnen doen, slome?

En ineens was het klaar. Of het nu kwam door zangeres Alicia Keys, die al twee jaar make-uploos optreedt omdat ze zich ‘niet meer wil verbergen’, of zo’n slechte nacht slaap dat zelfs de hulpmiddelen niet meer hielpen; genoeg gepoederd, genoeg gewimperkruld. In elk geval voor een week. Ik vertelde het iedereen en kon er toen niet meer onderuit: ik zou nude gaan. Niet dat ik er niet tegenop zag. Met een bloot hoofd de straat op was al niet prettig, maar naakt naar de redactie gaan, dat was pas écht vreselijk. Ik voelde me een bedrieger, alsof ik mijn collega’s altijd had voorgelogen en ze nu zouden ontdekken wie ik werkelijk was: Belle en het beest, maar dan verenigd in één afstotelijke gedaante. Ik sloop het gebouw in zonder iemand te begroeten.

Maar het gekke was: niemand zei iets. Ze keken maar zeiden niets, of ze keken niet eens. ‘Wel fris’, vond een aardige collega en een mannelijke bureaugenoot zei pas na een uur: ‘je hebt iets aan je wenkbrauwen laten doen, hè, eerlijk zeggen.’ Terwijl ik voor mijn gevoel poedelnaakt achter mijn bureau zat, dacht de rest hoogstens dat ik geen sokken aanhad. Het was raar. En bevrijdend. En teleurstellend. Had ik mezelf hiervoor nu twintig jaar in bochten gewrongen? Na twee dagen begon het zelfs te wennen, mijn bleke aanblik in de spiegel. De vergelijking met androgyne topmodellen als Kristen McMenamy ging dan misschien niet helemaal op, maar dit saaie hoofd was het nu eenmaal, hier moest ik het mee doen en de rest van de wereld dus ook. Best een ontspannende gedachte. Al was het feit dat mijn eigen echtgenoot me niet verliet, ook fijn. Hij vond mijn nieuwe look, overigens wél met een laagje mascara erop, zelfs best leuk: ‘bijvoorbeeld voor op de camping.’ (Daarbij even voorbijgaand aan het feit dat we nooit kamperen.)

En nu? Nu blijkt dat de wereld gewoon doordraait met een blanco hoofd, is make-up veranderd van een verplichting in een keuze. Ja, zo simpel was het blijkbaar. En het is waar: ook nu nog sta ik de meeste ochtenden een halfuur voor de spiegel, alleen met het grote verschil dat niet schaamte, maar het beste ervan maken de huidige motivatie is. Er zit nu eenmaal troost in schoonheid, zelfs al is die schoonheid zelf getekend. Twintig jaar na de verschrompelende onzekerheid van de puberteit geloof ik dat ik geen onsympathiek persoon ben, vrij normaal bovendien. En al was de natuur het blijkbaar niet van plan, mijn hoofd mag daarmee best matchen. Make-up is geen zonde zolang ik het gebruik om mijn jofele persoonlijkheid te onderstrepen. Of, zoals de Amerikaanse beautyblogger Cassandra Bankson zei over de foundation die ze gebruikt om haar acne te verbergen: ‘I use make-up to show the world who I truly am.’

 

Illustratie: Rop van Mierlo